Box 3
De nieuwe Box-3 opzet gaat in per 2026; tot die tijd zal er een overbruggingswet Box 3 gelden. De opzet hiervan is dat er binnen Box 3 drie categorieën zijn die elk apart belast gaan worden: banktegoeden (spaargeld e.d.), overige bezittingen en schulden. Voor de categorie banktegoeden en schulden geldt een eigen forfaitair rendementspercentage; een rendementspercentage dat goed aansluit bij het werkelijk in dat jaar behaalde rendement (dus achteraf bepaald). Voor de categorie ‘overige bezittingen’ blijft de huidige meerjarige formule van toepassing.
Wat betekent dit in de praktijk?
In het huidige Box 3-stelsel worden schulden in mindering gebracht op Box 3-vermogen om het forfaitaire rendement in Box 3 te berekenen. Bij een rendement van 6,17% op bezittingen is de effectieve aftrek van schulden dus ook 6,17%.
In de nieuwe Box 3-variant gaat het anders. Over uw schulden wordt een forfaitaire rente van circa 3% berekend. Die wordt vervolgens afgetrokken van het forfaitaire rendement over uw banktegoeden (circa 0,2%) en overige bezittingen (6,17%). De uitkomst hiervan kan niet negatief zijn. Het fiscale voordeel van schulden wordt in de spaarvariant dus minder. Het lijkt te dalen van 6,17% naar circa 3%.
Maar als we goed kijken naar de manier waarop dit in de wet is vormgegeven, blijkt dat hoe hoger de schuld is, hoe kleiner het verschil wordt. Het is zelfs zo dat als uw schuld – vermeerderd met het heffingsvrije vermogen – gelijk is aan of groter is dan uw Box 3-spaargelden en overige bezittingen, er ook in de spaarvariant geen Box 3-belasting verschuldigd is.